Kindercircus

Alsof, maar dan echt

Het begon met een 6-tal lege snoeppapiertjes in de snoepjeslade van de koekenkast. Rolexico, komaan! dacht ik uit automatisme. – precedenten genoeg. Maar meteen daarna besefte ik dat hij ze tenminste al ergens onderweg naar de vuilbak zou droppen, en niet zomaar daar op de plaats delict. Dat wel. Dus … Zouden die 2 snoodaards zomaar snoep uit de kast halen zonder te vragen, nu al?!

Rolexico speelde advocaat van de duivel(tjes). Maar nee, pleitte hij in hun voordeel, dat zijn gewoon papiertjes van snoepjes die ze al hadden mogen opeten voor we die hele stash in de kast zetten. Ik deed alsof ik het geloofde.

Bij het ochtendgloren zette ik mijn beste speurneus op. Tevergeefs. Ze hadden niets gedaan, niets gehoord, niets gezien. Ik zag echter aan little miss T’s deugnietenkopje dat mijn vermoedens misschien niet geheel ongegrond waren. (She looks like an angel … pompompidom)

Een paar dagen later deed Rolexico zelf een verbijsterende ontdekking in het speelgoedijskarretje van little miss T. Opnieuw lege Fruitella-papiertjes, voornamelijk van de roze kleur. Dit kon geen toeval zijn. Ik besloot die kleine snoepjesboef eens flink op de rooster te leggen, deze keer geen ontkennen aan! Het koppigaardje schudde nogmaals hardnekkig haar hoofdje. Haar guitige gezichtje nu in een onwrikbare plooi. Ik heb het niet gedaan, mama, écht niet. ( … She talks like an angel .. tumtumdidum)

Toen ik, opnieuw enkele dagen later, werd wakker gemaakt op een ontieglijk vroeg uur en het kleine spookje beweerde dat het Beeries idee was geweest om op mijn bed te komen springen, kreeg ik ondanks mijn slaapdronkenschap een geniale inval. Zeg, Trixiebol, fluisterde ik zachtjes, die snoepjes in je ijskarretje, weet je nog, als jij het niet was, weet je dan misschien wie het wél gedaan kan hebben? Ik hoorde het antwoord al weerklinken voor ze het uitsprak. Beerie. (She’s the devil in disguise, oh yes she is!)

Die dekselse Beerie toch, dacht ik luidop, en daarna weer in stilte. De juf die zei dat ze zo vaak in haar eigen wereldje zit. De ontelbare “wat?”-vragen wanneer je denkt iets tegen haar te zeggen maar ze je niet heeft gehoord. Druk aan het fantaseren. De ‘alsof’-koffietjes die ze mij komt brengen als ik thuiswerk, een ‘alsof’-cakeje erbij, en haar gespeeld verschrikt gezichtje wanneer ik doe, ja, alsof ik er echt van drink en eet. Dat is nepkoffie met een nepcakeje, fluistert ze dan, de zijkant van haar handje voor haar mond zodat zeker niemand haar kan horen. Beerie.

De avonden dat ze nog wakker is wanneer ik haar nog eens ga onderstoppen, en het spelletje mee speel. Zij die zo hard haar best doet om haar oogjes dicht te houden dat ze volop beginnen te knipperen, haar mondje gekruld in de voorbode van een schaterlach, ik die hoor hoe ze haar adem inhoudt. Oh, little miss T slaapt al, fluister ik samenzweerderig, en ik maak aanstalten om weer weg te gaan …

BOE! roept ze dan triomfantelijk in mijn gezicht en het kuiltje in haar wang verraadt dat ze in haar nopjes is. Ik deed maar alsof hé mama, ik was aan het nepslapen. Jij deugniet, gniffel ik, en ik laat me naast haar in bed vallen. Ze neemt me in een knuffelhoudgreep. Plots is het kuiltje verdwenen. Ernstig nu, jij moet hier bij mij blijven, jij mag nooooooit weg, mama. Ik ga ook nooit weg, liefkop, en als ik toch eens even weg moet, bijvoorbeeld omdat ik misschien wel ooit naar de wc zal moeten, dan kom ik daarna weer terug, dat weet je. Ze knikt, nu ook medeplichtig. Ze heeft me keihard door.

De dag erna zet ik de resterende snoepjes een paar vakken hoger in de kast. Ze slaat het gade alsof er nooit iets gebeurd is. Zullen we eens horen of Beerie wat aardbeitjes wil? vraag ik plagend. Ze knikt en lacht. Ik zou haar kunnen opeten. Maar niet echt hé.

0 reacties op “Alsof, maar dan echt

Plaats een reactie