Ik zou hier kunnen schrijven over hoe druk ik het momenteel heb. In mijn leven. In mijn hoofd. Over de dagelijkse hectiek die het resultaat is van een stresserende job met een pendeltraject dat er vaak te veel aan is, in combinatie met twee kleine kindjes waar ik ’s avonds meestal alleen voor moet zorgen en een huishouden in een huis dat toch nooit helemaal op orde is en stilaan zelfs uit elkaar valt. Of over het WK en de coupe van Driesje.
Maar dat ga ik niet doen.
Elke dag, zo rond een uur of tien, voor ik ga slapen, ga ik naar de bovenste verdieping, steek ik mijn neus tussen de deur en luister ik naar de rustige ademhaling van mijn slapende kleuter. Meestal sluip ik stilletjes naar binnen, stop ik hem nog eens lekker onder en aai ik over zijn Beatles-bolletje. Heel soms is hij nog wakker, en ga ik naast hem liggen. Dan weet ik dat er die dag iets gebeurd is dat hij nog wil vertellen. Zo ontspinnen zich kleine verhaaltjes, onbenullig in onze wereld maar levensbelangrijk in het kleuterdom. “Maar mama, vandaag had E. op mijn worst gestampt.”
– Euh, wat?
Ja, op mijn roze worst.
– Hoe kwam dat dan?
Maar, maar, ik was met mijn brooddoosje aan het zwieren en toen viel mijn roze worst uit mijn ‘broodham’ op de grond.
– En toen heeft E. erop gestapt?
Ja.
– En toen?
Toen heb ik gezegd (roept heel luid): “Jij màg dat niet doen, E.!!!”
Ok, moet je dat zo luid roepen? E. hoort dat ook wel als je het met je gewone stem zegt hoor. En toen?
– Toen heeft juf H. een doekje gepakt en mijn worst afgeveegd.
Echt? Moest je die dan nog opeten?
– Nee. Want juf H. heeft het in de vuilbak gegooid. Maar ik had nog een klein stukje in mijn ‘broodham’.
Oef. En ben je nu terug vriend met E.?
- Ja.
Als hij dan zijn tut (met lint in de Belgische driekleur, het is tenslotte het WK) terug in de mond steekt, weet ik dat hij klaar is om te gaan slapen, deze keer voor echt.
Dan daal ik één trap af en ga ik onze slaapkamer binnen. In het wiegje naast ons bed ligt baby T. heel stilletjes te knorren. Zachtjes leg ik mijn hand op haar rugje en word ik helemaal rustig. Ik zou er nog heel lang naar kunnen kijken, maar dat komt misschien wat creepy over. En ik moet de volgende dag vroeg op, dus kruip ik ook maar onder de wol.
Dat is mijn topmomentje van de dag. De slapende onschuld van mijn twee kinderen doet mij alles vergeten, de stress van het werk, de hectiek van het huishouden, de waan van de dag, de gebreken van de samenleving, het onrecht in de wereld.
Maar nu ik het opschrijf, kan ik niet vergeten. Kan ik niet anders dan denken aan andere ouders, andere kinderen. Andere ouders die dat topmomentje niet hebben, andere kindjes die niet nog eens ondergestopt, liefdevol geaaid of door een creepy ouder aangestaard worden.
Of het nu aan de grens van Trumpland is, of in een boot die niemand wil zien toekomen, of in een kooi of tentenkamp of opvangcentrum. Hoe is het zo ver kunnen komen?
’t wordt wat belachelijk misschien op “den” duur, maar toch heel erg bedankt Sarah.
LikeLike